Het allereerste Omgevingshandhavingsrapport

Wat leert het ons?

Recent presenteerde de afdeling Handhaving, departement Omgeving met trots hun eerste Omgevingshandhavingsrapport. In dit rapport wordt voor het werkingsjaar 2019 een overzicht gegeven van onder meer informatie en cijfers van de ‘omgevingsinspectie’. Hoewel er nog geen eengemaakte en uniforme inspectiedienst bestaat, wordt wel aangegeven dat hier onderzoek naar wordt gedaan. De mogelijkheden om in de toekomst te komen tot een minstens meer geïntegreerde, handhaving tussen de drie materies zijnde ruimte, milieu en erfgoed worden onderzocht.

Wat mij vooral interesseerde was de informatie en het cijfermateriaal inzake ruimte. Het werkingsjaar 2019 is namelijk het eerste volledige werkingsjaar na invoegetreding van het Handhavingsdecreet op 1 maart 2018. Zouden er dat eerste jaar al handhavingstendensen kunnen worden vastgesteld?

Het eerste dat opvalt is het aantal schriftelijke klachten dat de gewestelijke inspectie dienst in 2019 mocht ontvangen. Maar liefst 600 schriftelijke klachten. Dit cijfer omvat dus niet de mondelinge en telefonische klachten. Hieruit blijkt dat de participatie van de burger toch nog belangrijk is.  Uiteraard wordt niet aan iedere klacht gevolg gegeven.  De daadwerkelijke opstart van een navolgende procedure is afhankelijk van de gestelde prioriteiten.

Interessante vaststelling is dat het nieuwe instrument van de raadgeving slechts zeer beperkt werd toegepast.  15 raadgevingen op jaarbasis.  Dit lage cijfer wordt verweten aan de beperkte middelen waarover de omgevingsinspectie beschikt. De raadgeving impliceert dat men optreedt nog vooraleer een misdrijf tot stand komt hetgeen impliceert dat een zeer grote aanwezigheid op het terrein vereist is. Dit laatste is echter niet evident en weerspiegelt zich dus in het beperkt aantal raadgevingen.

De aanmaningen daarentegen worden veelvuldig gehanteerd. Zo werden er in 2019 maar liefst 408 aanmaningen verstuurd. Op gewestelijk niveau wordt bijgevolg sterk ingezet op de preventie en informatie en tracht men door middel van de zachte handhaving de daadwerkelijke opstart van de formele handhavingsprocedure te vermijden.  Indien gevolg wordt gegeven aan de aanmaning, zal geen proces verbaal worden opgesteld.

Het aantal processen verbaal is in 2019 aanzienlijk lager dan voordien.  Er werden 163 aanvankelijke PV’s opgesteld door de gewestelijke inspectiediensten waar dit in 2017 nog bijna 300 waren.  Een oorzaak wordt hieraan niet onmiddellijk gegeven.  De grotere inzet op de zachte handhaving kan een verklaring zijn. 

"De passage die bij de bespreking van de stakingsbevelen opvalt is dat er volgens het rapport bij de lokale besturen weinig handhavingsbereidheid en -capaciteit zou zijn." 

Wat betreft de processen-verbaal kan worden opgemerkt dat ongeveer om de twee dagen een proces-verbaal wordt opgesteld door de gewestelijke stedenbouwkundige inspectiediensten. De daling van het aantal aanvankelijke PV’s zal ongetwijfeld eveneens te maken hebben met de daling van het aantal stakingsbevelen die werd opgesteld. In 2019 werden er door de gewestelijk inspectiediensten zelf slechts 27 stakingsbevelen opgelegd. Dit is een enorme daling dewelke, zoals ook wordt aangehaald in het rapport, te wijten is aan een verstrenging van de regelgeving en dit ten gevolge van belangrijke cassatierechtspraak en daaruit voortvloeiende omzendbrieven.De passage die bij de bespreking van de stakingsbevelen opvalt is dat er volgens het rapport bij de lokale besturen weinig handhavingsbereidheid en -capaciteit zou zijn. 
Mocht dit al effectief zo zijn, is dit mogelijk te verklaren door de steeds complexer wordende regelgeving enerzijds en het gegeven dat de handhaving op lokaal niveau in veel gemeenten nog niet als prioritair wordt beschouwd anderzijds. Dit laatste punt gaat eveneens gepaard met het ontbreken van middelen en mensen om een degelijke en efficiënte handhaving op poten te zetten.

"Uit het rapport blijkt dat nagenoeg 50 % van de beboetingsdossiers die bij de gewestelijke beboetingsentiteit aanhangig worden gemaakt worden geseponeerd omwille van het ontbreken van een lokale prioriteitennota."

Dit lijkt eveneens te kunnen worden afgeleid uit de bespreking in het Omgevingshandhavingsrapport van de bestuurlijke geldboetes. Uit het rapport blijkt dat nagenoeg 50 % van de beboetingsdossiers die bij de gewestelijke beboetingsentiteit aanhangig worden gemaakt worden geseponeerd omwille van het ontbreken van een lokale prioriteitennota. Hierdoor wordt opnieuw het belang van een lokaal handhavingsbeleid op basis van een lokale prioriteitennota’s duidelijk.  Dergelijke lokale prioriteitennota is niet enkel relevant om de lokale middelen op een efficiënte wijze in te zetten, doch eveneens om tot een daadwerkelijke beboeting te komen indien er een proces-verbaal of verslag van vaststelling wordt opgemaakt ook. Gelet op het succes van de bestuurlijke transactie zal hier in de toekomst waarschijnlijk verder op worden ingezet.  

Belangrijke vaststelling voor het eerste volledige werkingsjaar inzake ruimtelijke ordening is dat er 287 dossiers werden ontvangen door de gewestelijke beboetingsentiteit. Van deze dossiers zouden 77 % in aanmerking komen voor een bestuurlijke transactie.  De transactie is vergelijkbaar met de minnelijke schikking in het strafrecht. De gehanteerde bedragen van de bestuurlijke transacties liggen volgens het rapport tussen minimum 120 EUR en maximum 4.000 EUR. In het rapport wordt het bijzonder hoog betalingspercentage van de bestuurlijke transactie als één van de grootste voordelen ervan beschouwd. De transactie wordt hierdoor als een succesvol handhavingsinstrument gekwalificeerd.  

Gelet op het succes van de bestuurlijke transactie zal hier in de toekomst waarschijnlijk verder op worden ingezet.  Het lijkt mij in die zin dan ook belangrijk om vanuit de omgevingsinspectie een duidelijk en transparant kader te bieden waarop men zich baseert voor het opleggen van de bestuurlijke transacties, en desgevallend bestuurlijke geldboetes.  Het opleggen van een transactie gebeurt aan de hand van een standaardbrief met slechts beperkte concrete informatie met betrekking tot het dossier.  De samenstelling van het bedrag van de bestuurlijke transactie wordt op geen enkele wijze gemotiveerd en zou bijgevolg aanleiding kunnen geven tot – minstens de schijn hebben van - willekeur. Het kenbaar maken van de wijze waarop de bestuurlijke transactie wordt samengesteld kan in het kader van transparantie en duidelijkheid enkel worden toegejuicht.

Het Omgevingshandhavingsrapport is sowieso een interessante bron van informatie en geeft toch al wat inzage in welke richting men in de toekomst wenst uit te gaan. De verdere integratie van de omgevingsinspectie is hierbij een belangrijk werkpunt.
 

Dit artikel werd geschreven door Jo Van Lommel | Advocaat GSJ | Deskundig lid Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering. 
De standpunten zoals ingenomen betreffen de persoonlijke standpunten van de auteur en niet van de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering.  Zij kunnen de Raad dan ook op geen enkele wijze binden.

 

Na het lezen van dit artikel, hebt u mogelijks ook interesse in deze opleidingen:

Tags