5 min.
Handhaving is geëvolueerd van een conflict- naar een consensusmodel
Artikel met Jo Van Lommel, docent Omgevingsrecht Escala
Handhaving is geëvolueerd van een conflict- naar een consensusmodel. Dat stelt Jo Van Lommel, advocaat Omgevingsrecht en docent bij Escala. Steden en gemeenten kunnen sinds vorig jaar lange procedures voor de rechtbank vermijden door meer bemiddelend op te treden. “De burgers zijn klanten geworden, waarbij klantvriendelijkheid steeds belangrijker wordt”, zegt Jo.
Jo Van Lommel studeerde in 2004 af in de Rechten aan de Universiteit Antwerpen en behaalde een jaar later zijn Master in milieurecht aan de Universiteit Gent. Sinds juli 2006 is Jo actief bij GSJ advocaten, waar hij gespecialiseerd is in omgevingsrecht, stedenbouw en ruimtelijke ordening, milieurecht, grondwettelijk recht, en administratief recht en optreedt voor zowel bedrijven, particulieren, als overheden. Sinds 1 augustus 2018 is Jo eveneens raadslid-deskundige bij de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering. Als advocaat en als docent van Escala volgt Jo de evolutie van handhaving op de voet. Op 1 maart 2018 trad het nieuwe handhavingsdecreet van de omgevingsvergunning in werking. Dat decreet voorziet onder meer in een bestuurlijke handhaving, naast de reeds bestaande mogelijkheid tot gerechtelijke handhaving. “Het takenpakket en de bevoegdheden van de steden en gemeenten werd uitgebreid. Dit biedt in theorie de mogelijkheid om herstelmaatregelen op te leggen, zonder eerst langs de rechtbank te passeren”, stelt Jo.
Stel, iemand bouwde zonder vergunning. Vroeger maakte men sowieso een proces-verbaal op, waarna de rechtbank zou oordelen. Vandaag dient men als handhaver eerst te trachten naar een oplossing te zoeken vooraleer over te gaan tot opmaak van een proces verbaal. “We zijn geëvolueerd van een conflict- naar een consensusmodel. Handhaving zal in de toekomst steeds meer in open communicatie gebeuren, waarbij de handhaver als verzoener of bemiddelaar optreedt. Men zoekt naar oplossingen. Dat kan bijvoorbeeld zijn door alsnog een vergunning aan te vragen, of het niet-vergunde deel af te breken”, zegt Jo. “Vroeger ging men eerder repressief te werk en wachtte men het oordeel van de rechtbank af. Deze procedures konden echter jaren aanslepen. Het lange tijdspad creëerde rechtsonzekerheid en was evenmin in het voordeel van een goede ruimtelijke ordening. Het doel van de nieuwe bestuurlijke handhaving is om de goede ruimtelijke ordening terug te laten primeren, en dit in consensus tussen handhaver en overtreder. Stoort een constructie niet, dan tracht men minnelijk tot een oplossing te komen tussen partijen zonder dat een stap naar de rechtbank steeds noodzakelijk is”.
Steden en gemeenten moeten hierop inspelen. “Het is een moeilijke oefening die alle besturen moeten doen. Deze oefening is niet eenvoudig, aangezien het lokale niveau de laatste tijd meer en meer bevoegdheden toegewezen krijgt”, zegt Jo. “Een duidelijk gemeentelijk handhavingsplan met prioriteiten is belangrijk, zodat het bestuur en de ambtenaren op dezelfde lijn zitten. Sedert de inwerkingtreding van het handhavingsdecreet wordt voorzien in de mogelijkheid om een gemeentelijk stedenbouwkundig inspecteur aan te duiden. Al is de theorie en de praktijk soms verschillend. Een gemeentelijk inspecteur kan mooi klinken op papier, maar als er geen middelen beschikbaar zijn, of de juiste persoon wordt niet gevonden, kan dit in de praktijk problemen geven”.
Volgens Jo Van Lommel zorgt het nieuwe handhavingsdecreet voor een positieve evolutie, maar vraagt de omzetting op het terrein veel tijd en kennis. Als docent bij Escala draagt Jo Van Lommel daar zijn steentje toe bij. Hij doceert er een traject rond de fundamenten van omgevingsvergunningen. “Onder andere de omgevingsvergunningsprocedure, handhaving, planning, zonevreemdheid, en stedenbouw komen aan bod. Zowel ambtenaren als politieagenten nemen deel. Ook voor mij zijn deze sessies heel interessant en een verrijking. Regelgeving is één aspect, dat kan iedereen opzoeken. Maar wat er zich in de praktijk afspeelt weet je in principe pas als er rechtspraak is. Door in contact te staan met het veld en vragen te krijgen vanuit de praktijk, hou je de vinger aan de pols, en voel je beter aan wat er aan het gebeuren is”.